Er zijn een paar gegevens die men in het achterhoofd moet houden wanneer men taakstellingen schrijft voor een programma. Het toepassen van deze gegevens zal iemand helpen zijn programma’s ten uitvoer gebracht te krijgen en zijn plannen te realiseren.
Wanneer men uit te voeren taakstellingen schrijft, moet de eerste ervan de eis zijn dat de persoon, het gebied of de organisatie het niveau van de productie opschroeft. In de praktijk kan men echter geen uit te voeren taakstelling schrijven die puur op productie gericht is. Het zou onmogelijk zijn om een zuivere productietaakstelling te schrijven omdat iemand het moet doen en op het moment dat er iemand is om het te doen, heb je organisatie. Dus er is een bepaalde mate van organisatie bij betrokken.
Bij de aanpak van een afdeling die verantwoordelijk is voor het binnen brengen van het inkomen van de organisatie, zou men er bijvoorbeeld als tweede taakstelling in op moeten nemen het versterken van de afdeling. De eerste taakstelling zou zijn dat het departement al het mogelijke deed om geld te innen. En de tweede taakstelling zou zijn om dat departement meteen op te bouwen, beng, beng!. Anders zou de productie niet doorgaan.
Dus, zoals al eerder genoemd, er moet op onmiddellijke basis georganiseerd worden, zodat er productie kan plaatsvinden.
BEËINDIGBARE TAAKSTELLINGEN
Wat vind je van een taakstelling als deze: “Onderhoud vriendelijke relaties met de omgeving”. Wat vind je nou van die taakstelling? Het is totaal geen uitvoerbare taakstelling. Het is helemaal geen taakstelling!
Als er nou stond, “Bel DRINGEND die-en-die en breng ze op de hoogte van je aanwezigheid...” enzovoort, dan zou het kunnen worden GEDAAN.
Taakstellingen zouden beëindigbaar moeten zijn – doenlijk, voltooibaar, afrondbaar. Dat zal bijdragen aan het succes van iemands programma’s.
Voorbeeldprogramma’s
Nadat men te weten is gekomen welke soorten taakstellingen er zijn en hoe ze moeten worden opgeschreven, kan men vervolgens programma’s gaan formuleren.
Op de volgende bladzijden zult u twee voorbeeldprogramma’s aantreffen. Ze laten duidelijk de onderlinge relatie en de volgorde zien van de verschillende soorten taakstellingen waaruit een standaardprogramma bestaat. Elk van de twee voorbeelden heeft een specifieke doelstelling: door het eerste voorbeeld leert men hoe een programma moet worden uitgevoerd; in het tweede leert men iets over productie. Men kan deze twee programma’s uitvoeren, taakstelling voor taakstelling, en daardoor begrip krijgen van de systematiek en de bruikbaarheid van programma’s en bovenal van de verschillende soorten taakstellingen die er zijn en hoe ze met elkaar samenhangen.
Door deze programma’s uit te voeren zult u daarna in staat zijn uw eigen programma’s te schrijven en ten uitvoer te brengen en dat zal u goed op weg helpen uw eigen doelen en doelstellingen te verwezenlijken.
Voorbeeldprogramma nr. 1 | |
DOEL: Een programma leren uitvoeren. | |
Hoofdtaakstelling: Het gedaan te krijgen. | |
Primaire taakstelling | |
1. | Lees dit programma. |
Essentiële Taakstellingen: | |
1. | Wees eerlijk bij het doen hiervan. |
2. | Doe het volledig. |
3. | Zet een vinkje bij elke taakstelling die je hebt gedaan. |
Uit Te Voeren Taakstellingen: | |
1. | Trek je rechterschoen uit. Bekijk de zool. Kijk wat erop zit. Trek je schoen weer aan. |
2. | Ga wat water drinken. |
3. | Neem een blad papier. Teken er drie concentrische cirkels op. Keer het blad om. Schrijf je naam op de achterkant. Scheur het blad aan stukken en stop de snippers in een boek. |
4. | Trek je linkerschoen uit. Bekijk de zool. Kijk wat erop zit. Trek je schoen weer aan. |
5. | Zoek iemand op en zeg hallo tegen hem. Keer terug en schrijf een bericht aan jezelf hoe het door die persoon werd ontvangen. |
6. | Trek je beide schoenen uit, sla de hakken drie keer tegen elkaar en trek de schoenen weer aan. |
7. | Maak een lijst van projecten die je in je leven niet hebt uitgevoerd of niet hebt afgemaakt. |
8. | Schrijf de redenen daarvoor op. |
9. | Kijk dit programma zorgvuldig na om je ervan te verzekeren dat je het allemaal eerlijk hebt uitgevoerd. |
10. | Als je je bij het uitvoeren van dit programma dingen hebt gerealiseerd, schrijf deze dan op. |
11. | Oordeel of je dit programma eerlijk hebt uitgevoerd. |
Voorbeeldprogramma nr. 2 | |
DOEL: Te leren over productie. | |
Hoofdtaakstelling: Iets werkelijk te produceren. | |
Primaire taakstelling | |
1. | Zorg voor een potlood en vijf bladen papier. |
2. | Ga ergens zitten zodat je dit programma kan doen. |
Essentiële Taakstellingen: | |
1. | Lees een Uit Te Voeren Taakstelling en zorg ervoor dat je die helemaal afwerkt voordat je verdergaat. |
2. | Zorg dat je precies doet waar om wordt gevraagd. |
Uit Te Voeren Taakstellingen: | |
1. | Geef de indruk erg druk bezig te zijn zonder dat je in feite iets doet. |
2. | Doe dit opnieuw maar wees deze keer zeer overtuigend. |
3. | Werk uit wat het product is van je werk of activiteit. Zorg dat je, waar nodig, hulp van iemand anders krijgt. |
4. | Leg de bladen papier op je werktafel recht. |
5. | Neem het eerste blad van de bladen genoemd in de Primaire Taakstellingen hierboven. Schrijf op of punt nr. 4 wel of geen productie was. |
6. | Vind een document of bericht dat op geen enkele manier bijdraagt aan het voortbrengen van je eigen product. |
7. | Beantwoord het. |
8. | Neem het tweede blad waar om wordt gevraagd in de Primaire Taakstelling. Schrijf erop waarom de handeling in 7 volledig gerechtvaardigd is. |
9. | Pak het derde blad papier en teken er op uit hoe je op je werk communicaties ontvangt. |
10. | Breng één correct product van je werk voort, geheel en van hoge kwaliteit. |
11. | Lever het. |
12. | Bekijk de Uit Te Voeren Taakstellingen en kijk welke daarvan je het beste gevoel gaf. |
13. | Neem het vierde blad papier en schrijf erop of productie wel of niet de maatstaf voor het moreel is. |
14. | Neem het vijfde blad papier, gebruik het als voorblad en schrijf er een samenvatting op van het programma. |
15. | Besef dat je een programma hebt voltooid. |